Standaard
FCI-Standard N° 108 / 24.08.2023 / Frans Engels
Epagneul Picard
Vertaling: Lida Reeskamp-Blok
Oorsprong: Frankrijk.
PUBLICATIEDATUM VAN DE ORGINEEL GELDENDE RASSTANDAARD: 30/10/1964.
GEBRUIK: Voorstaande Hond.
CLASSIFICATION F.C.I.: Groep 7 Voorstaande Honden.
Sectie 1.2 Continentaal Voorstaande Hond van het spaniël type.
Met werkproef.
KORTE HISTORISCHE SAMENVATTING:
De diversiteit in biotoop van de regio Picardië bracht lokale jagers er toe uit te kijken
naar een robuuste, veelzijdige en edelmoedige hond. Dit oude ras is vooral lokaal
gebruikt, wat verklaart waarom het nooit wijd verspreid is buiten Picardië. Met deze
hond gaan jagen is buitengewoon geweldig! Zijn werkkwaliteiten zijn legendarisch.
Vasthoudend en vrolijk tijdens het voorstaan, met een hele goede neus die zijn prooi
geen kans geeft. Het grootste verschil tussen de Epagneul blue de Picardie en de
Epagneul Picard is de kleur van de beharing. Het ras is opnieuw in de belangstelling
gekomen, waarbij veel jagers blij zijn de lang genegeerde kwaliteiten te
herontdekken, de perfecte match voor wie een hond zoekt speciaal voor de jacht in
kleine velden. Zijn vriendelijkheid maakt hem tevens ideaal gezelschap in huis. Een
echte kindervriend, hij zal blij meedoen met hun spel zonder hen ooit uit te spelen.
ALGEMENE VERSCHIJNING:
Middelgrote hond, type continentale Spaniel (brak), goed bone met sterke
ledematen, vriendelijke expressie, hoofd opvallend en waardig gedragen, zeer goede
constructie van de voorhand.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
De lengte van de punt van de schouder tot het zitbeen overtreft ongeveer 1/10e van
de schofthoogte. Borst is goed ontwikkeld en reikt tot de ellebogen.
GEDRAG/TEMPERAMENT:
Flexibele en vriendelijke hond, met een evenwichtig temperament, goed aangepast
aan het gezinsleven.
Een athletische hond, de Epagneul Picard houdt van een dagelijkse wandeling om
zijn energie te kunnen uitleven.
HOOFD:
SCHEDEL GEDEELTE:
Vlak aan de zijkanten.
Schedel: Middelmatig breed en gerond, met prominente achterhoofdsknobbel,
kaakbeenderen niet uitpuilend.
Stop: Geleidelijk naar de voorsnuit, niet in een rechte hoek
VOORSNUIT GEDEELTE:
Neus: bruin, middelmatig groot, mooi rond, goed open neusgaten. Kleur van de
neusspiegel, oogleden en lichaamsopeningen in overeenstemming met de vacht.
Voorsnuit: lang, voldoende breed, naar de neuspunt iets toelopend, heel gering
gebogen in het middelste gedeelte.
Lippen: middelmatig dik, iets maar niet teveel overhangend.
Kaken/gebit: Compleet scharend gebit.
Wangen: niet te prominent, met goed aansluitende huid.
OGEN:
Donker amber in kleur, goed open, expressie vrij en vriendelijk.
OREN:
Ongeveer op ooghoogte aangezet, tamelijk dik, omlijsten het hoofd, en bedekt met
mooie golvende zijdeachtige beharing, het oor moet voorzichtig naar voren
getrokken in lengte reiken tot de punt van de voorsnuit.
HALS:
Goed geplaatst op de schouder, gespierd.
LICHAAM:
Bovenbelijning: recht, en vast zowel in stand als in beweging.
Schoft: droog, goed sterk en breed.
Rug : middelmatig lang, iets aflopend vanaf de schoft.
Lendenen: recht, niet te lang, wijd en vol.
Bekken: heel licht hellend, gerond.
Borst: diep, voldoende ruim, ribben goed aangezet, reikt goed diep tot de ellebogen.
Onderbelijning en buik: licht oplopend.
STAART:
Niet te hoog aangezet, hangt naar beneden in twee lichte bochten, convex en
concaaf, niet te lang, bedekt met mooie zijdeachtige bevedering.
LEDEMATEN:
VOORHAND:
Algemeen: rechte voorbenen, achterzijde van de voorbenen is bedekt met golvende,
middellange beharing boven de elleboog, en duidelijk langere bevedering op het
voorbeen tot aan de middenvoet.
Schouder: schouderblad tamelijk lang, voldoende bespierd.
Opperarm: goed bespierd.
Voorbeen: recht.
Pols: goed gevormd, droog.
Middenvoet: van opzij gezien licht schuin.
Voorvoet: tamelijk rond, iets breed maar niet plat, goed bedekt met haar in de goed
gesloten ruimtes tussen de tenen, kleur van de voetzolen moet in overeenstemming
zijn met de vachtkleuren.
ACHTERHAND:
Algemeen: Achterbenen goed bevederd tot aan de hak, bekkenkam iets lager dan de
schouderpunten.
Bovenbeen: recht, lang, breed, goed bespierd.
Onderbeen: lang, met zichtbare bespiering en bedekt met overvloedige bevedering.
Hak: iets gebogen.
Achtermiddenvoet: recht
Achtervoet: rond, groot, gesloten, met enige bevedering tussen de tenen.
GANGWERK:
Makkelijk, soepel, regelmatig en krachtig maar toch sierlijk. De benen moeten
bewegen binnen de lichaamslijn, zonder overmatige vertikale beweging in de
bovenbelijning. In galop moet de bovenbelijning een licht gebogen beweging tonen.
HUID:
Tamelijk fijn en soepel
BEHARING:
Haar: dicht en niet te zijdeachtig, fijn op het hoofd, iets golvend op het lichaam, vaak
met ondervacht.
Kleur: traditioneel benoemd als grijs gevlekt met donkerbruine platen op
verschillende plaatsen op het lichaam en de staartaanzet. Meestal met
tanaftekeningen op hoofd en ledematen (“bruin gevlekt met tan aftekeningen
resulterend in een vacht die traditioneel genoemd wordt “herfstbladeren”)
HOOGTE:
Schofthoogte: reuen 57-62 cm en teven 55-60 cm,
een afwijking van plus of min 2 cm is toegestaan maar ongewenst.
FOUTEN:
Iedere afwijking van bovengenoemde punten moet als fout worden gezien, waarvan
de beoordeling moet staan in de juiste verhouding tot de mate van de afwijking,
waarbij rekening wordt gehouden met de invloed op de gezondheid en het welzijn
van de hond.
ERNSTIGE FOUTEN:
• Schedel: te breed of te smal
• Oor: te kort of driehoekig
• Neus: iedere andere kleur dan bruin, ontbreken van pigmentatie (neusspiegel
overwegend vleeskleurig)
• Oog: licht, en te klein
• Gebrek aan substantie
DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
• Agressieve of overmatig angstige honden
• Honden die duidelijk lichamelijke afwijkingen vertonen of gedragsstoornissen
vertonen
• Bovenvoorbeet of ondervoorbeet
• Gebit: missen van één hoektand of missen van twee snijtanden of missen van
meer dan twee andere elementen (premolaren of molaren), met uitzondering
van de P1 en M3
• Hoogte buiten de tolerantiegrenzen van de standaard
• Onvoldoende rasbeeld
• Atypische beharing (witte of zwarte vlekken)
N.B.:
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde teelballen bezitten, die zich
volledig in de balzak bevinden.
• Voor de fokkerij mogen uitsluitend functioneel en klinisch gezonde,
rastypische honden worden gebruikt.