Standaard

FCI-Standard N° 106 / 10.08.2023 / Frans Engels
Epagneul bleu de Picardie
Vertaling: Lida Reeskamp-Blok
Oorsprong: Frankrijk.
PUBLICATIEDATUM VAN DE ORGINEEL GELDENDE RASSTANDAARD: 24/06/1987.
GEBRUIK: Voorstaande Hond.
CLASSIFICATION F.C.I.: Groep 7 Voorstaande Honden.
Sectie 1.2 Continentaal Staande Honden van het spaniël type.
Met werkproef.
KORTE HISTORISCHE SAMENVATTING:
In het 19e eeuwse Picardie beschreven meerdere auteurs in hun geschriften zwarte
of zwart-witte Spaniels die “Spaniels van het Noorden” genoemd werden. Pas in het
begin van de 20e eeuw begon de Epagneul bleu de Picardie tot een specifieke
categorie te behoren, tot aan de officiële erkenning als een ras. Bij de offici:ele
registratie van de rasstandaard in 1938 werden werden de algemene verschijning en
de eigenschappen van de Epagneul bleu de Picardie beschreven in de volgende
termen: “Hond die vrij laag bij de grond staat, goed gebouwd voor het werk”.
Het belangrijkste verschil tussen de Epagneul bleu de Picardie en de Epagneul Picard
is de kleur van de beharing.
Als hond die jaagt onder het geweer in contact met de jager is de Epagneul bleu de
Picardie geschikt voor alle kleinere jachtvelden, en in het bijzonder voor de jacht op
de houtsnip. Een dagelijkse wandeling is nodig om de hond fit en ontspannen te
houden. En hij is altijd te vinden voor een lekkere knuffel. Onderweg zal zijn
uitstraling met karakteristieke blauwige vacht niet onopgemerkt blijven.
ALGEMENE VERSCHIJNING:
Middelgrote hond, type continentale Spaniel (brak) met glad aanliggende, licht
golvende beharing. De unieke uitstraling van de Epagneul bleu de Picardie dankt hij
aan de karakteristieke kleur van de beharing. Hond die vrij laag bij de grond staat,
goed gebouwd voor het werk. In algehele verschijning een echte Franse Spaniel.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
De lengte van de punt van de schouder tot het zitbeen overtreft ongeveer 1/10e van
de schofthoogte. Borst is goed ontwikkeld en reikt tot de ellebogen. Lengte van de
voorsnuit moet gelijk zijn aan de lengte van de schedel.
HOOFD:
SCHEDEL GEDEELTE:
De laterale zijden moeten vrijwel parallel zijn. De bovenbelijning van schedel en
voorsnuit zijn parallel of licht convergent.
Schedel: Ovaal, relatief breed zonder prominente parietale beenderen,
achterhoofdsknobbel iets zichtbaar.
Stop: Goed gemarkeerd
VOORSNUIT GEDEELTE:
Neus: zwart, breed, goed open neusgaten. Kleur van de neusspiegel in
overeenstemming met de vacht.
Voorsnuit: lang en tamelijk breed.
Lippen: breed, dik en overhangend, vormen een duidelijk vierkante voorsnuit.
Kaken/gebit: Compleet scharend gebit.
Wangen: niet te geprononceerd, met goed aansluitende huid.
OGEN:
Kalme expressie, ogen donker, groot en goed open.
OREN:
Ongeveer op ooghoogte aangezet, tamelijk dik, omlijsten het hoofd, mooie golvende
zijdeachtige beharing, het oor moet naar voren getrokken in lengte reiken tot de
punt van de voorsnuit.
HALS:
Goed geplaatst. Geringe keelhuid is toegestaan.
LICHAAM:
Bovenbelijning: recht, en vast zowel in stand als in beweging.
Schoft: droog, goed sterk en breed.
Rug en lendenen: recht, de lichaamslengte overtreft in lichte mate de schofthoogte.
Bekken: licht hellend.
Borst: goed gevormd en reikend tot de ellebogen.
Onderbelijning en buik: licht oplopend.
STAART:
Niet te ver over de punt van de hak reikend en doorgaans zonder een haak. Mooie
zijdeachtige bevedering.
LEDEMATEN:
VOORHAND:
Algemeen: rechte voorbenen, achterzijde van de voorbenen is bedekt met golvende,
middellange beharing boven de elleboog, en duidelijk langere bevedering op het
voorbeen tot aan de middenvoet.
Schouder: dicht tegen de borst en tamelijk schuin (vormt een hoek van 50 graden
ten opzichte van de horizontale lijn)
Voorbeen: sterk en goed gespierd.
Pols: goed gevormd, droog.
Middenvoet: van opzij gezien licht schuin.
Voorvoet: tamelijk rond, iets breed maar niet plat, goed bedekt met haar in de goed
gesloten ruimtes tussen de tenen, kleur van de voetzolen moet in overeenstemming
zijn met de vachtkleuren.
ACHTERHAND:
Algemeen: van achteren gezien zijn de achterbenen vertikaal, sterk en gespierd van
de bovenbenen tot de onderbenen.
Bovenbeen: breed en tamelijk lang, met krachtige en goed zichtbare bespiering, het
bovenbeen vorm een hoek van 65 tot 70 graden ten opzichte van de horizontaal.
Onderbeen: lang, met zichtbare bespiering en bedekt met overvloedige bevedering.
Hak: gebogen zonder overdrijving en bedekt met bevedering van de hak tot de voet.
Achtervoet: tamelijk rond, iets breed maar niet plat, goed bedekt met haar in de
goed gesloten ruimtes tussen de tenen.
GANGWERK:
Makkelijk, soepel, regelmatig en krachtig maar toch sierlijk. De benen moeten
bewegen binnen de lichaamslijn, zonder overmatige vertikale beweging in de
bovenbelijning. In galop moet de bovenbelijning een licht gebogen beweging tonen.
HUID:
Soepel en goed aangesloten.
BEHARING:
Haar: recht of licht golvend. Benen en staart goed bedekt met bevedering.
Kleur: zilvergrijs tot grijszwart gespikkeld waardoor een blauwachtige tint ontstaat,
met of zonder zwarte platen. (“gemengd zwart en wit en/of zwart en wit gespikkeld”
resulterend in een algeheel zilvergrijs zwarte beharing in overeenstemming met het
traditionele classificatie systeem).
HOOGTE:
Schofthoogte: reuen 57-62 cm en teven 55-60 cm,
een afwijking van plus of min 2 cm is toegestaan maar ongewenst.
FOUTEN:
Iedere afwijking van bovengenoemde punten moet als fout worden gezien, waarvan
de beoordeling moet staan in de juiste verhouding tot de mate van de afwijking,
waarbij rekening wordt gehouden met de invloed op de gezondheid en het welzijn
van de hond.
ERNSTIGE FOUTEN:
• Schedel: te breed of te smal
• Oor: te kort of driehoekig
• Neus: iedere andere kleur dan zwart, ontbreken van pigmentatie (neusspiegel
overwegend vleeskleurig)
• Oog: licht, en te klein
• Gebrek aan substantie
DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
• Agressieve of overmatig angstige honden
• Honden die duidelijk lichamelijke afwijkingen vertonen of gedragsstoornissen
vertonen
• Bovenvoorbeet of ondervoorbeet
• Gebit: missen van één hoektand of missen van twee snijtanden of missen van
meer dan twee andere elementen (premolaren of molaren), met uitzondering
van de P1 en M3
• Hoogte buiten de tolerantiegrenzen van de standaard
• Onvoldoende rasbeeld
• Atypische beharing (witte of bruine vlekken)
N.B.:
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde teelballen bezitten, die zich
volledig in de balzak bevinden.
• Voor de fokkerij mogen uitsluitend functioneel en klinisch gezonde,
rastypische honden worden gebruikt.

Login

Lost your password?